Amstelveen kan 100 miljoen euro ondertunneling A9 niet opbrengen
Nieuws -> GemeenteBron: Gemeente Amstelveen
29-02-2012
De second opinion  bevestigt: Amstelveen kan 100 miljoen euro ondertunneling A9 niet opbrengen.  De afgelopen maanden heeft een onafhankelijk bureau een second opinion verricht  over de Amstelveense businesscase voor de gebiedsontwikkeling rond de  ondertunneling van de A9. 
  Deze second opinion van Grontmij bevestigt, dat er geen  ruimte is voor een financiële bijdrage uit gebiedsontwikkeling. Dit laat het  college van de gemeente Amstelveen in een brief aan minister Schultz van Haegen  weten. Wethouder Herbert Raat (VVD):’We willen hierover graag met de minister  en andere contractpartners in gesprek. Ruim een jaar geleden trokken we al bij  de minister aan de bel. 
  Zij verzocht ons toen om te komen tot gedragen informatie  en validatie van argumenten en cijfers. In gezamenlijk overleg is deze  informatie verstrekt en is een bureau gevraagd een second opinion te  verrichten. Uit cijfers blijkt, dat de situatie door wet- en regelgeving  (waaronder het inmiddels definitieve tracébesluit), fysieke belemmeringen,  gemeentelijke overwegingen en marktontwikkelingen nog slechter is, dan wij voor  ogen hadden. 
  

(Foto Amstelveenweb.com - 2011)
Wethouder Herbert Raat (VVD)
Een bijdrage uit gebiedsontwikkeling, wat destijds het uitgangspunt was, is niet realistisch’. Het college van burgemeester en wethouders benadrukt, dat het ondenkbaar is de bijdrage uit de algemene middelen te compenseren. Gezien de algemene economische toestand, de rijksbezuinigingen en de actuele financiële situatie enhet risicoprofiel van de gemeente zou dit tot zeer ernstige financiële problemen leiden. Vanzelfsprekend blijft het college wel meewerken aan een oplossing die mobiliteit én leefbaarheid ten goede komt.
Het College van  Amstelveen stuurde deze brief naar Minister van Infrastructuur en Milieu Mw, drs.  M. H. Schultz van Haegen op 28 februari 2012.
    Betreft: Financiering weguitbreiding  Schiphol-Amsterdam-Almere
  Geachte mevrouw Schultz van Haegen,
  In onze brief van 17 februari 2011 en de daaraan ten grondslag  liggende brief aan de gmeenteraad van Amstelveen d.d. 15 februari 2011 hebben  wij ons standpunt verwoord, dat volledige nakoming van de "Overeenkomst  stroomlijnalternatief Planstudie Schiphol- Amsterdam-Almere" niet langer  van de gemeente mag worden gevergd. Door sterk gewijzigde en onvoorziene  omstandigheden is de bijdrage van € 100 miljoen aan de in het gebied A9 te  realiseren tunnel niet langer haalbaar en verantwoord. 
  Conform de, in de overeenkomst opgenomen bepalingen,  hebben wij u verzocht hieromtrent in overleg te treden. U heeft ons per brief  van 21 maart 2011 geantwoord, bereid te zijn om in gesprek te gaan. U gaf  daarbij aan bij dit overleg de andere betrokken bestuurders te willen betrekken  en het overleg te willen voeren op basis van zo goed mogelijk feitelijke  informatie. U heeft ons verzocht die informatie aan te leveren. 
  Sindsdien is er op ambtelijk niveau regelmatig constructief  overleg gevoerd om hierover procesafspraken te maken en te komen tot gezamenlijk  gedragen informatie en validatie van de argumenten en de cijfers. In de vorm  van een geactualiseerde business case hebben wij nader in kaart gebracht en onderbouwd,  welke bijdrage uit de gebiedsontwikkeling mogelijk is in de huidige omstandigheden. 
  Op uw verzoek en in gezamenlijk overleg is een  onafhankelijk en deskundig bureau gevraagd om een second opinion te verrichten  op deze geactualiseerde business case. Hoofdconclusie uit de geactualiseerde  business case - en gevalideerd door de second opinion - is, dat er geen ruimte  is voor een financiële bijdrage uit de gebiedsontwikkeling. Het bureau is ook  gevraagd de argumentatie die heeft geleid tot het geactualiseerde ontwikkelingsprogramma  uit de business case aan een review te onderwerpen.
  Daaruit is gebleken, dat het ontwikkelprogramma  verklaarbaar sterk in omvang is afgenomen door wet- en regelgeving (waaronder  het inmiddels definitieve tracébesluit), fysieke belemmeringen, gemeentelijke  overwegingen en marktontwikkelingen. Wij concluderen, dat uit het onderzoek blijkt,  dat de verdiencapaciteit nog minder is dan wij aannamen ten tijde van het  opstellen van onze brief van 17 februari 2011. De argumentatie die wij in deze  brief hebben gehanteerd is versterkt en vormt voor ons nog steeds het  uitgangspunt voor het bestuurlijk overleg.
  

(Foto Amstelveenweb.com - 2012)
Jan van Zanen, burgemeester van Amstelveen
Op grond van gevoerd overleg en verricht onderzoek concluderen wij, dat thans voldoende feitelijke informatie voor handen is om het in artikel 7, lid 6, van de Overeenkomst Stroomlijnalternatief Planstudie 5AA bedoelde overleg met u te laten plaatsvinden. Dit met als doel om op bestuurlijk niveau overeenstemming te bereiken over de onmogelijkheid om de beoogde bijdrage uit gebiedsontwikkeling te genereren en om met u mogelijke oplossingsrichtingen in financiële en/of planinhoudelijke zin te verkennen en verder te doen uitwerken.
Gezien de algemene economische toestand, de rijksbezuinigingen op gemeenten en onze actuele financiële situatie en risicoprofiel is het ondenkbaar om deze bijdrage uit de algemene middelen te compenseren zonder, dat onze gemeente daardoor in zeer ernstige financiële problemen geraakt. Uiteraard is het vanzelfsprekend, dat Amstelveen mee blijft werken aan een oplossing die mobiliteit én leefbaarheid ten goede komt.
In het verlengde van de afspraak tijdens het eerdere bestuurlijke contact met u op 14 maart 2011 zal van onze zijde het overleg gevoerd worden door burgemeester Van Zanen en wethouder Raat.
Wij beseffen terdege, dat de andere contractpartijen betrokken zijn bij dit proces. Een afschrift van deze brief zenden wij hen hierbij toe. Vanzelfsprekend zijn wij bereid om met alle contractspartijen het overleg aan te gaan. Wij laten het aan u als leidende partij over om hiervoor een passende vorm te vinden.
Hoogachtend,
burgemeester en wethouders van de gemeente Amstelveen, de secretaris mr. R. J. T Schurink, de burgemeester mr. J. H. C. van Zanen
Het rapport
  Het rapport, dus de zogenaamde second opinion van  Grontmij Nederland B. V. van 13 februari 2012 geeft inzicht in de verschillen  tussen de plannen en businesscases van 2011 en 2007 en van de tussenliggende  jaren. Het gaat in op de argumentatie voor de mutaties van de diverse  (deel)locaties en de onderbouwing van de cijfermatige verschillen en leidt tot  een validatie van de gebruikte argumenten en getallen, opgenomen in de  verschillenanalyse 2007 - 2011.
  Volgens Grontmij:  'De verminderde  opbrengsten worden vooral veroorzaakt door het bijna volledig wegvallen van de  kantoorontwikkelingen en van ca. 67 % van de woningbouwaantallen. Voor de  laatste categorie geldt, dat de afname van de opbrengst van appartementen  {minder volume) deels wordt gecompenseerd door gemiddeld hogere grondwaarden. 
  Dit lijkt in tegenspraak met de huidige marktsituatie; de  oorzaak wordt gevonden in het feit, dat in 2007 per saldo van een woning- bouwprogramma  met een lagere opbrengstpotentie (vanwege een kleiner woonoppervlak) werd uitgegaan.
  Door minder ontwikkellocaties is er ook sprake van lagere  kosten bouw- en woonrijp maken, maar die afname is niet geheel in verhouding  tot de afname van het programma (75% op basis van m2 bvo). Bij deze  constatering is de aanname gedaan, dat de bouw- en en woonrijp kosten direct  gerelateerd zijn aan de ontwikkeling van de betreffende bouwprogramma's.
  Overigens wordt de afname van de kosten in het geheel  teniet gedaan door de bovenplanse en extra kosten infrastructuur. Deze kosten  blijken noodzakelijk voor de realisatie van de ontwikkelingen en kunnen niet  aan andere nieuwe locaties buiten het plangebied van de zone A9 toegerekend  worden.
  Op basis van de  huidige ruimtelijke en economische omstandigheden geeft de Businesscase aan,  dat er geen financiële ruimte beschikbaar  komt voor een bijdrage aan de realisatie van de tunnel. Geschetste  omstandigheden kunnen in de toekomst wijzigen; partijen kunnen afspreken in  hoeverre en op welke wijze gunstige ontwikkelingen kunnen leiden tot een  bijdrage.'

 
             
             
             
             
             
            

